Maandag
“Ja hoor, ik heb genoeg boodschappen in huis. Aardig dat je dat vraagt. Welke dag is het vandaag? Maandag? Op maandag doe ik altijd boodschappen met Loes.
O ja? Is Loes met vakantie? Daar heeft ze niets van gezegd. Wacht, ik zet het in de agenda. O, het staat er al in.”
Dinsdag
“Ja? Kan dat? De kapper thuis!? O Ja? Is ze hier vaker geweest? Ik kan ook met de bus naar de kapper. Of ik kan aan Loes vragen of ze me brengt. O ja? Is Loes met vakantie? Ik schrijf het in de agenda. O, het staat er al in.”
Woensdag
“Voor mij? Wat leuk? Ze ruiken lekker. Ik wil ze betalen hoor, maar ik weet niet waar ik mijn geld heb. Er kwamen twee mannen aan de deur, ik weet niet meer wanneer, gisteren dacht ik. Ik vertrouwde ze niet. Toen heb ik het geld opgeborgen. Ik ben vergeten waar. Dat komt omdat gisteren mijn zusje is gestorven.
Mooie bloemen hè. Ik weet niet hoe ik eraan kom. Ik denk van Loes. Heb ik ze van jou? wat aardig! Is Loes met vakantie? Raar, dat ze dat niet heeft verteld. Wanneer komt ze terug? Zaterdag? Dat schrijf ik in de agenda.”
Donderdag
Avond. De bel.
“Wanneer komt de kapper? Ik moet eerst geld halen.”
“Zaterdagmiddag Fien. Dat staat in je agenda. Dat geld komt wel goed. Als Loes terug is van vakantie gaan jullie geld pinnen en dan betaal je de kapper.”
“Is Loes met vakantie!? Daar heeft ze niks van gezegd! Ja? staat het in de agenda? Ik ga gelijk kijken!”
Vrijdag
“Was je hier gisteren ook? Ik heb zoveel aan m’n hoofd. De kapper komt en mijn zusje is gisteren gestorven.
“Heb ik Loes beloofd, dat ik iedere dag even bij je kom kijken.”
“O ja? Dat vind ik leuk. Maar ik kan goed voor mezelf zorgen. Loes komt niet vandaag?”
“Loes is met vakantie.”
“O ja? Wat leuk. Waar is ze naar toe? Dat schrijf ik dan meteen in de agenda. Waar is de agenda? O, kijk, hier staat het al: Loes is met vakantie.”
Zaterdag
“Loes is weer thuis, Fien.”
“O ja? Was ze weg? ”
De agenda ligt op tafel. Ze pakt hem op en bladert. “Kijk, hier staat: Zaterdag, Loes weer thuis!” Ze lacht een beetje trots en zegt “Ik schrijf veel op. Dan vergeet ik het niet.”