Let the Sunshine 

Nichtje straalt.“Kijk tante Gerie!” Vrolijk staat ze daar. Blij met haar nieuwe aankoop.Ze ziet er schitterend uit in een crème jurk met rode en roze rozen. Ik vertel haar dat ik ooit een soortgelijke jurk heb gedragen. “Heb jíj dít gedragen?” Ze lacht.“Wanneer dan?”

Eind jaren zestig van de vorige eeuw.

Mijn lange haar op een staart. Boudewijn de Groot zong: ‘Meisje van zestien’ en ‘Verdronken vlinder.’ Uit volle borst zong ik mee. Ook met Cornelis Vreeswijk. Die leefde als een Bohemien, een troubadour, zijn teksten en melodieën raakten mijn hart. Nog steeds kan ik er met plezier naar luisteren en meezingen: Veronica, Veronica, vergeef hem alles maar, val zuchtend in z’n armen, maak los je lange haar.

Musical Hair was een belevenis. Haren lang en los.  “Die rare hippies!” We zongen mee: Let the Sunshine, the Sunshine in…

Voor veel ouders was het toen nog steeds ‘net na de oorlog.’ De handen uit de mouwen! Zij zorgden ervoor dat voor generaties na hen de bomen tot in de hemel en nog verder groeiden en met vrienden discussieerde ik over God en geld, over macht en over vrijheid en vrede. We gingen naar ‘de soos’ dansten daar tot diep in de nacht. Soms op blote voeten. Zwierige lange rokken dansten mee. Linten in de haren. Broeken met wijde pijpen. Of met heel korte! Frivole bloemenjurken, kanten bloesjes, studentenslippers, Marokkaanse tassen, lange kleurige zijden sjaals, kralenkettingen en we dronken sherry, rookten Peter Stuyvesant en soms dunne sigaartjes. We experimenteerden, rookten een stickie, nee, niet in vrijheid. Stiekem. Onze ouders mochten er beslist niets van weten.  Vriendin had na twee halen pret voor tien, giechelde: “Je moet je eraan overgeven.” Bij mij gebeurde niets, dus daar was ik snel klaar mee.

Zorgeloos, dat was het credo. We zongen, maakten muziek, liepen langs het strand en droomden onze dromen. We reden op een Puch of een Sparta, gingen naar de stad en struinden door warenhuizen. Ik werd mij er bewust van, dat je je met kleding kon onderscheiden of erbij kon horen en zeurde om die kaki spijkerbroek met super wijde pijpen.  Die kreeg ik niet van mijn ouders, die moest ik zelf maar verdienen. Zo’n broek vonden ze niets voor ‘ons soort mensen,’ en zeker niet voor meisjes. Jurken met rozen wel.

Wat lijkt het kort geleden, mijn rozenjurk.

Nichtje loopt in de hare de trap op. Blonde lokken, lang en los. Ik hoor haar zingen. Let de Sunshine, the Sunshine in…

Met plezier geschreven voor Magazine Stads, Hoogenbom Nijmegen. Liefde voor Mode en hart voor de regio.

Share Button

Over schaduwen en zonnestralen

(Mijn) column,
Over schaduwen en zonnestralen

staat nu in Stads. Mooi Magazine. Liefde voor mode en hart voor de regio. Oplage 17.000. Heeft Studio Braaf uit Molenhoek gerealiseerd voor Marieke Hoogenboom en Dennis Ederzeel van Hoogenboom Men in Nijmegen.

Slapen in oma’s bed.
Dat maakte logeren nog spannender.
De slaapkamer grensde direct aan de woonkamer.
De deur stond op een kier. Een reep flauw licht scheen op de clivia. Op de clivia van tante Rie.

Tante Rie was dood. Gestorven toen ze twintig was. Plotseling. De clivia was groot geworden en gaf rare schaduwen op het plafond en op de muur. Hij stond in een hoek van de kamer op een hoog plantentafeltje. Soms kwamen er grote trossen bloemen in, daar was oma dan blij om.
‘Ga maar slapen.’ Ik deed mijn uiterste best. Hoe eerder ik sliep, hoe eerder ik af was van die enge schaduwen. Oma ging ook slapen. Ik deed alsof ik sliep, gluurde stiekem. Ze haalde de spelden uit haar knot. De grijs/zwarte vlecht kwam tot halverwege haar rug. Ik had ook vlechten. Links en rechts. Oma borstelde die ’s morgens uit, deed dat met strakke hand. Soms sprongen de tranen in m’n ogen. Daar hield oma niet van. “Bewaar die tranen maar voor als je ze echt nodig hebt,” zei ze dan.

Ze deed haar zwarte jurk uit, trok een zalmkleurig nachthemd aan, dat bijna tot op de grond kwam en liep naar de clivia. Ze voelde aan de aarde. Draaide de plant een kwartslag en veegde met een doekje over de bladeren. Een voor een.
Het licht ging uit. Weg was de schaduw. Voorzichtig stapte ze in bed. Ik hoorde haar ademhaling.
De slaap wilde niet komen. Wat hoorde ik? Het kwam van oma’s kant. Zachtjes. Oma huilde!? Ik hield mijn adem in, durfde mij niet te bewegen. Nog nooit had ik grote mensen horen huilen.
“Oma?”
“O kind!”
In het donker sprak ze als tegen een volwassene. Zachtjes. “Je man verliezen is erg, maar je kind…”
Ik was negen, of tien. Dat moment ben ik nooit vergeten. Ook niet dat ze zei: “Morgen schijnt de zon, dan gaan we iets leuks doen. Naar de stad.”

Share Button