“Ik voldeed niet aan de verwachtingen van de Taliban. Verder wil ik er niets over vertellen. Je weet immers nooit wie dit leest.” Babrak Azizi (44) en zijn vrouw Manilla (40) wonen met hun drie kinderen in Mook. Alles hebben ze achtergelaten. Wég uit Afghanistan. Dat was in 1999 het enige dat telde, ze waren niet veilig. Maanden hebben ze gereisd. Met auto’s, met de boot. Wachten en onzeker afwachten. Geen idee waar ze uiteindelijk terecht zouden komen. “We kijken niet graag terug.” In oktober waren ze 14 jaar in Nederland. “Onze kinderen, dochter Homira, 14, zoon Reza, 11 en driejarige dochter Wieda, zijn hier geboren en veilig. We hebben goede buren.” Een gevoel van heimwee kan hen soms overvallen: “We missen familie. Vader overleden, wij konden geen afscheid nemen, moeder niet troosten. ” Via internet zien ze hun familie 1 x per week. Babrak, die taxichauffeur is op oproepbasis, en Manilla zijn één jaar naar school geweest om de Nederlandse taal te leren. “Beter, om taal in praktijk te leren.” Met elkaar spreken ze Afghaans. Ook de kinderen leren ze Afghaans, “want hoe moeten mijn kinderen anders met familie communiceren?” Homira fietst naar het Kandinskey college in Nijmegen. Reza volgt vanwege zijn autisme speciaal onderwijs. “De zorg die Reza hier krijgt, zou hij in Afghanistan nooit gekregen hebben, voor hem is het goed om in Nederland te wonen. Iedere dag, na schooltijd gaat hij naar Ludgard, een heel lieve mevrouw in Molenhoek. Al vanaf zijn babytijd zorgt zij ook voor Reza. Daar zijn wij intens dankbaar voor.”
Beiden hebben een wens voor 2015: “Meer werk!”
Dit artikel is geschreven in opdracht van Craanen Communicatie Malden voor het decembernummer van regiomagazine Topic gemeente Heumen en Mook en Middelaar