Stoom komt uit mijn oren. Van onmacht.
Lang leve zorgregelgeving in Nederland!
Goede zorg voor iedereen? Ja, die is er. Maar soms…
Dit gaat over mijn moeder.
Morgen gaat het misschien over de jouwe?
Moeder woont niet naast de deur. 120 kilometer hier vandaan. Niet echt ver. Wél ver als er iets is. Er is iets! Moeder is 91, woont zelfstandig. Met hulp weliswaar. Dagelijks komt de kousenmevrouw. ‘s morgens en ‘s avonds. Dat stelt mij en haar andere kinderen gerust. Is er tenminste altijd iemand voor een praatje. Een kort praatje, want kousenmevrouwen zijn niet voor praatjes. Die zijn voor de kousen! Dat heeft deze regering zo geregeld. De kousenmevrouwen rondom mijn moeder zijn schatten. “We willen best een praatje maken, maar zitten met een te volle agenda.” Ze gaat er snel vandoor. Vertelt in het halletje dat ze deze week met twee collega’s 40 uur zorg extra moet invullen omdat haar collega ziek is. Ik zwaai haar na. Ze komen op de fiets, die kousenmevrouwen, door regen en wind. “We komen graag bij uw moeder. Ze klaagt nooit.”
Mijn moeder is altijd optimistisch, biedt haar kousenmevrouwen koffie of thee aan, breidt er warme sjaals voor, heeft een luisterend oor, is van horen, zien en zwijgen. Dat laatste is voor haar kinderen soms verdomd ongemakkelijk. Want, wat je niet weet, daar kan je ook niet naar vragen. Blijkt het opeens minder goed te gaan! Moeder is van ‘voor de oorlog’ en van daarna! Werken! Niet lullen maar poetsen en bij ziek en pijn: “Zoen erop. Over. Verder niet zeuren.” Moeder is dankbaar. Dankbaar voor haar lange leven en voor alle hulp en voor ieder bezoek. Haar glas is altijd vol! Ook als het half leeg is. En daarbij houdt ze graag de regie in eigen hand.
Een aantal jaren geleden zijn we, op haar verzoek, gestopt met ‘het er over hebben.’ Over anders wonen. Onbespreekbaar. Moeder kon alles zelf. “Heb jij zelf alles voor elkaar? Als jij valt? Jij hebt toch ook geen badkamer beneden?” Wij lieten het los. Daarin gesteund door de politiek en God zegen de greep! Er kwam een traplift en van lieverlee ging zij meer leunen op thuiszorg en op mijn zussen die dichterbij wonen. Daarvoor alle hulde aan mijn zus(sen). Precies zoals onze huidige regering dat wil! Lang leve mantelzorg. Wij weten dat we er altijd voor elkaar zijn als dat nodig is. Maar het is tenenkrommend godverdrietig, dat als je acute zorg nodig hebt, die er niet is! Dat er dan een morfinepleister wordt geplakt!
Weekendarts zegt: “U boft mevrouw, vier dochters. Er zijn situaties waar ik wegga en er geen hulp is van kinderen of andere mantelzorgers.” Zegt een beetje onhandig: “Ik heb echt alles gedaan wat ik kon. Deze regering… Weet goed op wie u stemt.”
Ik vloek. Verdomme, hoe kan dit nou!? “Dat moet je niet doen,” zegt mijn moeder. Ik vloek toch! Hoe kan dit gebeuren in Nederland? Iemand, die oud is, het tot nog toe steeds zelf heeft gerooid, laten creperen!? En dat er verder geen opvang mogelijk is!? Haar kinderen pakken de agenda’s. Gaan schuiven en schipperen. Maar als die er niet zijn…
We zien het voor onze ogen gebeuren. ‘Moeder wordt minder.’ Maar ze geniet aan alle kanten van leven. Zij doet enorm haar best om haar ongemakken voor ons te verdoezelen. Het liefst stapt ze in een auto met hoge instap. kookt ze grote pannen soep. Draait van een kilo gehakt honderd en meer soepballetjes. Bakt twee keer in de week brood. Haakt, breidt, leest, knipt en plakt. Puzzelt, vijf sterren doorlopers. Spelt de krant. Speelt graag rummicup. Heeft het druk met bezoek. Hemel gedankt en geprezen. Ze wordt niet vergeten. Ze zegt het stellig: “Nee kind, ik ben niet eenzaam!” Luistert iedere zondagmorgen naar de kerkradio. Leest mee, zingt en bidt.
Ja, ik weet het! Een keer houdt het op. Maar de manier waarop het ophoudt! Of dreigt op te gaan houden! Daardoor komt nu dus de stoom uit mijn oren. Dat je maanden moet wachten op een behandeling!
Om een lang verhaal kort te maken. Mijn moeder heeft pijn. In haar rug. Versleten wervels. Een zoen erop en verder niet zeuren, helpt niet. Maar gelukkig is daar de pijnpoli en na één spuit komt zij zingend naar buiten! Soms helpt zo’n spuit langer dan een jaar. Iedereen blij. Mijn moeder het meest. Het geeft haar het gevoel dat ze dan weer alles kan. Halverwege oktober jl. kondigt Pijn zich opnieuw aan. Huisarts geeft er een pijnstiller bij. Daar raakt Pijn niet van onder de indruk. Blijft! Naar de pijnpoli dus. Nee, niet morgen… Eind januari 2016. (!) Zus stelt alles in het werk: Hangen, wurgen, bidden en smeken. 18 januari is uiteindelijk de eerste mogelijkheid. We merken, heel Nederland smeekt om voorrang! Bizar. Cultivee Nederland anno 2016! Mijn sterke moeder huilt zachtjes als ze de datum hoort.
Pijn neemt bezit van haar. Steeds meer. Zitten kan, scheef op één bil. Liggen is een hel. Opstaan nog erger. Daarbij de pech, dat ze in de eerste week van december een operatie heeft gehad aan haar rechterhand. (Carpaaltunnelsyndroom, heeft niets met leeftijd te maken). Daardoor kan ze haar hand nauwelijks gebruiken. Huisarts is met vakantie. De dag daarna is hij er meteen. Hij belt ook nog eens met de pijnpoli. “Nee, het kan echt niet eerder.” Nog een pilletje erbij. Wij troosten en liegen: “Voor je het weet mama is het 18 januari.” De extra pijnstilling helpt niet. Ze puft Pijn weg. Maar Pijn laat zich niet verjagen. Pijn belemmert. Maakt haar verdrietig , asgrauw en ongelukkig. Mij en mijn zussen ook! Tegen ons zegt ze , ‘dat het wel gaat.’ Maar het gaat helemaal niet! Zo starten we het nieuwe jaar. We spreken af: Maandag 4 januari gaan we meteen weer contact opnemen met de huisarts. “Komt goed mama.”
Op oldtimers moet je zuinig zijn! Twee januari. Ik ben weer thuis. The show must go on. Zussen zijn bij haar. We Appen. “Situatie wordt onhoudbaar. Pijn is ondraaglijk.” Zussen bellen huisartsenpost.
Arts komt. Hij zegt dat hij is gebonden aan regels. Geen indicatie voor een opname. Voor niets! Niet voor ziekenhuis. Niet voor zorghotel. Niet voor zorghuis. Bovendien is er in de regio nergens plaats, zegt hij. “Uw moeder heeft alleen pijn. Ze is verder niet ziek.” Hij schrijft morfinepleisters voor.
“Moeder kan nu niet alleen blijven.”
“Meer kan ik niet doen.”
Hij ziet de stoom niet uit mijn oren… Doet z’n best. Kijkt de kamer rond. Ziet op de leestafel een bijbel liggen. Hij is vriendelijk. Geeft de indruk dat hij onze zorg deelt. Zegt: “We leven in een participatiemaatschappij. Ik vind dit ook ellendig. Misschien is er iemand van de kerk die wil bijspringen?”
Nederland heeft het wat de zorg betreft op papier goed geregeld. Maar ik word er misselijk van als ik zie hoeveel pijn mijn moeder heeft en hoe de zorg voor mijn moeder geregeld is! “Wanneer is er dan wel een indicatie?”
Hij zegt het voorzichtig. “Als ze valt, en ze kneust of breekt iets…”
“Niet vloeken,” zegt m’n moeder.
3-1-2016